De geschiedenis herbergt vele steden die ooit bloeiden maar nu verdwenen zijn, vernietigd door natuurlijke rampen, oorlogen, of andere catastrofes. Wij waren benieuwd wat voor weer het in de oudheid geweest moet zijn. We hebben het klimaat van enkele van de meest intrigerende verdwenen steden in de geschiedenis uitgezocht. Evenals een kort overzicht van hoe de mensen omgingen met het klimaat en de uiteindelijke ondergang van de stad.

Pompeii

Pompeii, genesteld aan de kust van de Baai van Napels, genoot van een typisch mediterraans klimaat met warme, droge zomers en zachte, natte winters. Historische klimaatgegevens tonen aan dat deze regio enigszins koeler was dan tegenwoordig, wat invloed had op landbouwmethoden en de groeiperioden van gewassen.
De vruchtbare vulkanische grond werd intensief gebruikt voor landbouw, met name wijnbouw, olijventeelt en graanproductie, wat de basis legde voor de economische welvaart van de stad. De aanhoudende druk van agrarische expansie leidde echter tot een uitputting van lokale waterbronnen, wat een delicate balans van resource management noodzakelijk maakte.
Architectonisch was de stad aangepast aan het klimaat met huizen die voorzien waren van atriums voor verkoeling tijdens de hete zomers en thermen voor sociale samenkomst in de koelere winters. Pompeii bestond vanaf de 6e eeuw v.Chr. en bleef bloeien tot de catastrofale uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.Chr. de stad onder een dikke laag as bedekte.
Atlantis

Volgens de verhalen van Plato zou Atlantis een mild en vochtig klimaat gehad hebben, ideaal voor een welvarende agrarische samenleving. Als Atlantis bestaan heeft, zouden de bewoners geavanceerde landbouwtechnieken en systemen voor waterbeheer hebben gebruikt, cruciaal om overvloedige oogsten te realiseren ondanks hun waterrijke omgeving.
Deze omgeving zou echter ook kwetsbaar geweest zijn voor veranderingen in zeeniveaus en stormactiviteit, wat de stad in gevaar had kunnen brengen. Het verhaal van Plato suggereert dat een beter begrip van deze klimatologische risico’s mogelijk hun ondergang had kunnen voorkomen. Dit zou uiteindelijk het gevolg zijn van catastrofale gebeurtenissen, mogelijk verergerd door menselijke invloed op het milieu en klimaat.
Troje (Troy)

Troje, gelegen in het huidige Turkije, kende een gematigd klimaat met hete zomers en koude winters, typisch voor de regio. Historische klimaatgegevens wijzen op periodes van droogte en zware regenval die aanzienlijke uitdagingen vormden voor de inwoners. Ze bouwden robuuste verdedigingsmuren die niet alleen bescherming boden tegen invasies, maar ook tegen de harde winterweersomstandigheden.
De landbouw was afgestemd op de seizoenen. Maar het was belangrijk om voedselvoorraden te beheren tijdens wisselvallige klimaatcondities. Dit toonde de veerkracht en aanpassingsvermogen van de bevolking. Deze klimaatomstandigheden leidden tot periodieke herstructurering van landbouwtechnieken en maatschappelijke organisatie, weerspiegeld in de sociale structuren en mythen van de stad.
Troje hield op te bestaan als een prominente stad na een reeks van verwoestende oorlogen en natuurlijke rampen. De exacte datum van de uiteindelijke ondergang van Troje is niet precies bekend, maar het wordt aangenomen dat de stad rond het begin van de eerste eeuw na Christus in verval raakte. Na de Trojaanse Oorlog, die vermoedelijk rond de 12e eeuw v.Chr. plaatsvond, bleef de stad weliswaar bewoond, maar nooit meer de macht of de roem van haar hoogtijdagen terugkrijgen.
Babylon

Het klimaat van Babylon, gelegen in het huidige Irak, was overwegend woestijnachtig, met hoge temperaturen die het grootste deel van het jaar heersten. De Babyloniërs waren meesters in het aanpassen aan deze uitdagende omstandigheden door geavanceerde irrigatietechnieken te ontwikkelen, waaronder het gebruik van kanalen en sluizen die water uit de rivier de Eufraat haalden.
Deze technieken stelden hen in staat om uitgestrekte tuinen en landbouwgronden te onderhouden, maar de grootschalige irrigatieprojecten leidden tot verzilting van de bodem, wat uiteindelijk de landbouwproductiviteit beïnvloedde. Dit aspect van milieuimpact door menselijke activiteit onderstreept de delicate balans tussen innovatie en duurzaamheid.
Babylon floreerde van ongeveer 1894 v.Chr. tot de verovering door de Perzen in 539 v.Chr en verdween daarna uiteindelijk door een combinatie van factoren, waaronder ecologische problemen zoals bodemverzilting door overmatige irrigatie.
Carthago

Carthago, gelegen aan de kust van het moderne Tunesië, genoot van een mild mediterraan klimaat, ideaal voor landbouw en maritieme handel. Historische data suggereren dat, hoewel het klimaat consistent mild was, perioden van droogte de landbouw onder druk zetten, wat leidde tot technologische innovaties zoals geavanceerde irrigatiesystemen.
Deze systemen speelden een cruciale rol in de bloei van Carthago door duurzaam watergebruik mogelijk te maken, maar intensiveerden ook de exploitatie van het landschap, wat leidde tot verzilting en verminderde bodemvruchtbaarheid.
De Carthagers waren bekend om hun vaardigheden in landbouw en zeevaart. Hun economische macht berustte op deze sterke punten totdat de stad in 146 v.Chr. door de Romeinen werd vernietigd.
Persepolis

Persepolis, gelegen in een droge en aride regio van het huidige Iran, had te maken met lange, hete zomers en koude, droge winters. De Perzen hanteerden geavanceerde watermanagementtechnieken zoals qanats voor de irrigatie van hun stadslandschappen en landbouwvelden, essentieel voor het ondersteunen van een grote stedelijke bevolking en weelderige tuinen.
Deze technieken hielpen de stad om te gedijen in een anders vijandige omgeving, maar stelden de stad ook bloot aan de risico’s van waterovergebruik en bodemdegradatie. De afhankelijkheid van deze waterbronnen en de uiteindelijke politieke en militaire conflicten leidden tot de vernietiging van Persepolis door Alexander de Grote in 330 v.Chr.
Tenochtitlan

Tenochtitlan, nu bekend als Mexico-Stad, had een gematigd klimaat dat essentieel was voor de Azteekse landbouwtechnieken, zoals de chinampas of drijvende tuinen. Deze methoden maakten intensieve landbouw mogelijk op het meer van Texcoco en waren cruciaal voor het onderhouden van een hoge bevolkingsdichtheid.
De Azteken pasten hun infrastructuur aan om water efficiënt te beheren, maar deze afhankelijkheid van water maakte de stad kwetsbaar voor seizoensgebonden fluctuaties en langdurige droogteperiodes. De komst van de Spaanse conquistadores, die de delicate balans van het lokale ecosysteem verstoorden, leidde uiteindelijk tot de val van de stad in 1521.
Chichen Itza

Chichen Itza, gelegen op het schiereiland Yucatan in Mexico, was een van de grootste Maya-steden en kende een tropisch klimaat met duidelijk onderscheiden droge en natte seizoenen. De historische klimaatdata tonen aan dat dit gebied periodes van extreme droogte heeft gekend, wat de Maya’s ertoe aanzette om innovatieve landbouwtechnieken te ontwikkelen zoals het gebruik van cenotes — natuurlijke waterputten — voor hun watervoorziening. Deze bronnen waren vitaal tijdens de langdurige droge perioden.
De stad maakte gebruik van geavanceerde technieken zoals het rooien van bosgebieden voor landbouw en het toepassen van vruchtwisseling om de bodemvruchtbaarheid te behouden. Echter, de intensieve landbouw en afhankelijkheid van cenotes stelden de stad bloot aan risico’s van overexploitatie.
De langdurige droogte en de groei van de bevolking legden een zware druk op de natuurlijke hulpbronnen van Chichen Itza. Deze milieuproblemen, gecombineerd met politieke conflicten, leidden uiteindelijk tot het verlaten van de stad rond het jaar 1200.
Angkor

Angkor, in hedendaags Cambodja, profiteerde van een tropisch klimaat met duidelijke moessonperiodes. De Khmer ontwikkelden een uitgebreid netwerk van kanalen en reservoirs, bekend als barays, die essentieel waren voor de rijstteelt. Deze watermanagementtechnieken stelden Angkor in staat te floreren van de 9e tot de 15e eeuw.
Echter, historische klimaatdata suggereren dat patronen van extreme droogte en zware moessons de efficiëntie van deze systemen uitdaagden, wat leidde tot watermanagementproblemen. Overbelasting van het landschap en onvoldoende aanpassing aan veranderende klimaatomstandigheden droegen bij aan de uiteindelijke achteruitgang en verlating van de stad.
Heracleion

Heracleion, ooit een bloeiende havenstad aan de monding van de Nijl in Egypte, had een warm en droog klimaat dat ideaal was voor het kweken van gewassen langs de vruchtbare overstromingsvlaktes van de rivier. De stad profiteerde maximaal van de jaarlijkse Nijloverstromingen die essentiële voedingsstoffen aanvoerden.
Historische data en reconstructies suggereren echter dat veranderingen in de overstromingspatronen van de Nijl, mogelijk door klimaatverandering, de landbouwproductiviteit beïnvloedden. Heracleion was strategisch gelegen voor de handel over zee en floreerde van de 12e tot de 8e eeuw v.Chr., tot het door bodemdaling en de stijging van de zeespiegel in de Middellandse Zee verdween.
Efeze

Efeze, gelegen aan de westkust van het huidige Turkije, was een van de belangrijkste Griekse en later Romeinse steden in de oudheid. Het genoot van een mediterraan klimaat met hete, droge zomers en milde, natte winters, wat ideaal was voor de landbouw in de vruchtbare valleien rondom de stad. De economie van Efeze was sterk afhankelijk van landbouw, met name olijven- en wijngaarden, maar ook van de handel via haar goed ontwikkelde haven.
De geografische ligging aan de kust maakte Efeze ook kwetsbaar voor klimatologische extremen zoals stormen en overstromingen, die aanzienlijke invloed konden hebben op de havenactiviteiten en stedelijke infrastructuur. De stad paste haar architectuur aan om met deze klimatologische uitdagingen om te gaan. Zo waren er uitgebreide aquaductsystemen en wateropslagfaciliteiten om het water tijdens de natte winters op te vangen en te gebruiken tijdens de droge zomers.
Efeze hield op te bestaan als een prominente stad voornamelijk vanwege de verzanding van haar haven, die in de loop van de middeleeuwen plaatsvond. Dit maakte de haven ontoegankelijk voor grote schepen, wat leidde tot een economische neergang omdat de stad afhankelijk was van handel. Dit, gecombineerd met herhaalde invallen en veranderingen in handelsroutes, resulteerde in het geleidelijke verval van Efeze.
Sodom en Gomorra

De Bijbelse steden Sodom en Gomorra, vermoedelijk gelegen nabij de Dode Zee, kenden een extreem heet en droog klimaat. Deze steden zouden economisch hebben gefloreerd ondanks de barre omstandigheden, dankzij handel. De levensomstandigheden in deze steden zouden uitdagend zijn geweest, met beperkte natuurlijke hulpbronnen voor landbouw en een constante afhankelijkheid van waterbronnen die schaars waren in dit woestijnklimaat.
De verhalen suggereren dat natuurrampen zoals aardbevingen en vulkanische activiteiten, die wellicht werden verergerd door de geologische instabiliteit van de regio en klimatologische veranderingen, bijdroegen aan hun vernietiging.
De vernietiging van Sodom en Gomorra door ‘zwavel en vuur’ wordt vaak gezien als een reflectie van de natuurlijke geologische activiteit in het gebied, mogelijk inclusief aardbevingen en asregens van nabijgelegen vulkanische activiteit.